Leuk en aardig, die Grunneger 1000, maar kijk uit. Bij ons was de jaarlijkse hitlijst…
Ik heb het Johan, Willem en Arie nooit helemáál vergeven
Dit weekend is het zover. 7 juli 2024. Het is precies vijftig jaar geleden dat we in München ongenadig op onze flikker kregen. 2-1 voor de Duitsers. Waren we er toch ingetuind. De pijn is nooit helemaal verdwenen.
Wekenlang hing-ie bij ons op de kamerdeur. Een immense poster van de selectie van het Nederlands elftal. Gemaakt op het gazon van het KNVB Bondscentrum in Zeist. Met terugwerkende kracht heeft die poster voor mij iconische proporties gekregen. Want allemaal stonden ze erop. Niet alleen de sterren Cruijff, Neeskens en Van Hanegem, maar ook de – met alle respect natuurlijk – mindere goden Van Ierssel, De Jong en Strik.
Waarom het trauma er nog steeds is? Omdat we de beste waren, natuurlijk, daar was vriend en vijand het wel over eens. En omdat we ons, toen het er écht omging, de kaas van het brood lieten eten.
En omdat het uitgerekend tegen de Moffen was. Want zo noemden we Duitsers toen nog, begin jaren zeventig. Moffen. Niet dat we anti-Duits waren thuis, zeker niet. Vakanties gingen regelmatig naar Gildehaus, Bad Karlshafen of Langweiler. Bovendien schalden Rex Gildo, Freddy Breck en Heino met enige regelmaat door onze woonkamer, waar Dieter Thomas Heck en Romy Schneider werden vereerd. Maar tijdens de onderlinge interlands waren het Moffen.
Het WK’74 is bovendien mijn allereerste voetbalherinnering. Al was ik, ondanks die poster op de kamerdeur en ondanks het geënthousiasmeer van vooral mijn moeder, aanvankelijk nog niet geïnteresseerd. Van de duels met Zweden, Bulgarije, Uruguay, Argentinië en de DDR heb ik destijds nog geen seconde gezien. Voetbal keek je niet, dat deed je zelf, vond ik als achtjarig knuppeltje.
Tot we de halve finale bereikten. Tegen Brazilië, de regerend wereldkampioen. Huize Darwinkel aan de Zuidlaarderweg sidderde. Het huis zat die woensdagavond 3 juli vol met visite. Vooral geïnteresseerd in de wedstrijd natuurlijk, ook de niet-voetballiefhebbers.
Ik was inmiddels om. De Oranjekoorts had mij op dat moment volledig in z’n greep en ik wilde óók kijken. Ging niet gebeuren. Ik kon als achtjarige hoog en laag springen – in de rust was het écht bedtijd. Pas de volgende ochtend vernam ik dat we na een legendarische schoppartij met 2-0 hadden gewonnen. We stonden in de finale tegen de Moffen, pardon, Duitsers! Maar dat zou nog slechts een formaliteit zijn, zo werd mij beloofd. Zó goed waren we.
Ik zie mezelf een zondag later nog zitten voor de tv. 7 juli 1974. De zenuwen gierden door m’n keel, want ik stond op het punt wereldkampioen te worden. Gillend door de kamer nadat ik Herman Kuiphof na een magistrale minuut ‘We leiden!’ had horen roepen, tranen met tuiten nadat hij nog geen uur later constateerde dat we er met z’n allen toch waren ingetuind.
De pijn is na vijftig jaar wel wat gesleten, vooral ook dankzij die overwinning in Hamburg in 1988 en dankzij die beker in München, een paar dagen later. Maar toch. Het trauma is nooit compleet verdwenen. Zoals ik het Johan, Willem en Arie ook nooit helemáál heb vergeven.
Waardeer dit artikel!
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Reuze makkelijk, via bijvoorbeeld iDEAL. Bedankt alvast!