Ga naar hoofdinhoud
Est. JUNI 2015

Voetbal-jargon

Ieder vakgebied heeft zijn eigen jargon. Vaktaal dat ook nog eens aan verandering onderhevig is. En ik zal maar meteen met de deur in huis vallen: ik krijg er de kriebels van.

Ook voetbal heeft z’n eigen jargon. Sterker nog: het stikt ervan. Het is geen hogere wiskunde, maar je moet het wél bijhouden. Want voor je het weet is er weer een nieuwe term verzonnen en sta je met de mond vol tanden. Hoekschop of vrije trap? Dat heten tegenwoordig standaardsituaties, jawel.

Toen ik in de jaren 70 begon met voetbal, heetten de centrale verdedigers nog gewoon voorstopper en laatste man, totdat die laatste ineens ging inschuiven en libero ging heten. Samen konden ze de tegenstander heerlijk voor paal zetten door een perfect uitgevoerde buitenspelval. Kom daar nu nog eens om. À propos verdediging. Dat heette een paar decennia geleden nog gewoon achterhoede.

Weet de hedendaagse jeugd nog wat catenaccio betekent? Waarschijnlijk niet, want tegenwoordig parkeren ze plompverloren de bus. Aanspeelbaar zijn heette vroeger aanbieden, de assistent-scheidsrechter was nog gewoon een vlagger (de grensrechter was een tussenfase), terwijl een slechte scheids door iedereen en massaal werd aangesproken met hondelul.

Je wist niet beter, je deed het er maar mee. Waar backs vroeger niet meer hoefden te doen dan hun tegenstander uitschakelen, moeten ze tegenwoordig knijpen, hoog staan en de hele flank bestrijken. Ik verlang terug naar de tijd dat je iemand nog gewoon door de benen kon spelen. Tegenwoordig heet dat poorten, een panna of een nutmeg. Gebeurt vooral veel tijdens een rondootje. Inderdaad, het lummelen van vroeger.

Had je net in de gaten wat met de punt naar voren of naar achter betekende, met die ruit op het middenveld weet u wel, is het tegenwoordig nog weer veel gekker. Er wordt gewerkt met half spaces en de veel scorende spits van vroeger wordt dezer dagen door laptoptrainers beoordeeld met behulp van expected goals.

Noem mij een voetbalboomer, maar ik krijg er jeuk van. Heeft misschien te maken met een traumaatje opgelopen tijdens mijn allereerste wedstrijd ooit, uit bij Yde de Punt. Wat zal het geweest zijn, 1974? Acht was ik, na jarenlang zeuren mocht ik eindelijk op voetbal. Een kwartier voor het begin van de wedstrijd – op zaterdagochtend 10 uur, met de dauw uiteraard nog volop op het gras – maakte onze coach Jan Blaauw de opstelling bekend.

‘Darwinkel, midvoor.’

Het angstzweet brak me uit. Grote paniek, ondanks m’n prachtige Quick voetbalschoenen, met twee brede witte strepen, en met zo’n prachtige zachtrubberen witte rand net onder de enkel. Ik had namelijk geen idee wat of waar dat was, midvoor. En dus vroeg ik aan al m’n ploeggenootjes tussen neus en lippen door waar zij dan wel niet stonden.

‘Linksbuiten’, zei Roelof.
‘Linksback’, antwoordde Egbert.
‘Mid-mid’, wist Erik.
‘Op doel’, zei Theo.

Wel verdorie. Er was helemaal niemand anders die óók midvoor stond… Uiteindelijk kwam alles toch nog goed. 3-0 zege, dat Yde de Punt wist ook weer waar het stond. Niet gescoord nog. Als ik ‘t me goed herinner tekende Roelof voor een hattrick.

Gelukkig kwam alles toch nog goed. Een week later, tijden m’n eerste thuiswedstrijd, gaf ik, om met Evert ten Napel te spreken, als midvoor alsnog m’n visitekaartje af. Drie goals, tegen Hermes Avk uit Annerveenschekanaal, met van die omgekeerde Ajax-shirts. Niet dat ik de gevierde man was, want het werd maar liefst 15-0 tegen die Veenkoloniale rauzers.

De midvoor van destijds bestaat trouwens ook al niet meer. Die heet tegenwoordig spits. Waarvan akte.

Deze column was eerder te lezen op RTV Noord.

 

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Reuze makkelijk, via bijvoorbeeld iDEAL. Bedankt alvast!

Mijn gekozen waardering € -
Scroll naar boven