Ga naar hoofdinhoud
Est. JUNI 2015

De trein die 50 jaar geleden niet meer verder ging: ‘Shit, ze gaan me executeren…’

Op 2 december 1975 wordt om 10.07 uur ‘s ochtends in de weilanden bij Wijster een passagierstrein stilgezet. Dat gebeurt door zeven zwaar bewapende Zuid-Molukse jongeren. De zeven houden de kaping, die de machinist en twee passagiers het leven zal kosten, twaalf dagen lang vol. Meer dan tien Groningers kunnen het hachelijke avontuur navertellen. 

De zeven Molukkers stappen die dinsdagochtend in Assen op de trein. Hun wapens hebben ze – het is immers maar een paar dagen voor 5 december – verpakt in Sinterklaaspapier. Vier minuten nadat de trein uit Beilen is vertrokken, wordt aan de noodrem getrokken. Plotsklaps en met een schok staat het gele gevaarte stil in het Drentse landschap.

‘Mena Muria!’, klinkt het luid door de coupés. Het is een Molukse strijdkreet. ‘Handen omhoog! Dit is een kaping!’ De kapers, inmiddels getooid met bivakmutsen, stormen door het gangpad.

Waarschijnlijk een gek
Architect Karel Wielenga uit Haren, die met zijn collega Luc Verver en diens schoonzoon Rob de Groot uit Stad in de eersteklascoupe zit, heeft nog niet meteen in de gaten wat er aan de hand is en reageert impulsief. ‘Waarschijnlijk een gek’, denkt hij, en grijpt naar de loop van het geweer die bij hun coupé naar binnen steekt. ‘Eén iemand kan ik wel aan.’

Niet veel later gaat het geweer af. De kogel vliegt door de vloer. ‘Wie zit er aan dat geweer?’, hoort Wielenga elders in de trein roepen. Het is één van de andere Molukse kapers. Op dat moment realiseert Wielenga zich dat er wat anders aan de hand is. ‘Ik heb toen eieren voor mijn geld gekozen en mijn handen in mijn nek gelegd.’

Een dozijn Groningse gijzelaars

Treinstel no. 378 was op 2 december 1975 van Groningen op weg naar Amsterdam. Voor de trein bij Wijster tot stoppen werd gedwongen, was het gele gevaarte gestopt op de stations van Haren, Assen en Beilen. Meer dan de helft van de gegijzelde passagiers was ingestapt op de eerste twee stations en kwam uit de provincie Groningen. Onder hen:

J. van der Boon (52) uit Haren, Wientje Kruyswijk (47) uit Haren, Piet Gruppelaar (37) uit Oude Pekela, Louis Laurier (53) uit Haren, V. Sluiter uit Oldehove (25), Ger Vaders (50) uit Paterswolde, Karel Wielenga (36) uit Haren, Luc Verver (63) uit Groningen, Cor (49) en Dinie (52) ter Veer uit Groningen en Willem Albracht (65) uit Haren.

Ook Rob de Groot (34) uit Groningen en Bert Bierling, een 31-jarige econoom uit Hoogezand-Sappemeer, zaten in de trein. De Groot ontliep executie door op de eerste dag van de kaping te ontsnappen door uit de trein te springen. Bierling werd op de derde dag van de kaping in de deuropening van de trein doodgeschoten.

 

Als machinist Hans Braam op onderzoek uitgaat om te zien wie er aan de noodrem heeft getrokken ziet hij de kapers met hun geweren. Wegwezen, denkt hij. Hij doet een stap terug en gooit de deur van de bagageruimte voor de neus van de kapers dicht. Kaper Kobus schiet daarop met zijn Uzi door de dichte deur. De schoten zijn bedoeld als waarschuwing, maar Braam wordt dodelijk getroffen. Zijn lichaam wordt even later door de kapers uit de trein gegooid.

Zakken vol kranten
De kapers hebben zakken vol met kranten bij zich. Die moeten de passagiers op de ramen plakken, zodat van buitenaf niet te zien is wat er in de trein gebeurt. ‘De bestuurder is neergeschoten’, zegt één van de kapers. ‘Hij wilde de held spelen.’

Kapers eisen een bus en een vliegtuig
De kapers maken al spoedig hun eisen bekend. Ze willen een bus (met plaats voor zo’n zestig man) en een vliegtuig dat klaarstaat op Schiphol. Worden die eisen niet ingewilligd, dan zullen ze elk half uur een gijzelaar doodschieten, dreigen ze. ‘De levens van de gijzelaars tellen niet, evenmin die van ons.’

Tijdens het bidden berekent Rob de Groot zijn kansen om vanaf het balkon uit de trein te springen

Als de deadline dichterbij komt, kiezen de kapers een gijzelaar die als eerste zal worden geëxecuteerd. De keuze valt op makelaar Rob de Groot uit Stad. De Groot is het toonbeeld van de geslaagde zakenman en heeft in de ogen van de kapers een grote mond. Hij stelt ook wel erg veel vragen, vinden ze. ‘Meekomen’, krijgt De Groot te horen. En even later: ‘Doe maar een schietgebedje.’

Shit, ze gaan me executeren, schiet er door hem heen.

Tijdens het bidden berekent hij zijn kansen om vanaf het balkon uit de trein te springen en van het talud te rollen. Dat zou hij vanwege het hoogteverschil normaal nooit hebben gedurfd, maar nu heeft hij geen andere keus. Op het moment dat hij voelt dat ze gaan schieten, springt hij naar buiten. Een kaper lost een schot en De Groot komt languit in een greppel, half in het water en de modder, terecht. Daar houdt hij zich dood. Het is dan 13.55 uur.

‘Wat is er met meneer De Groot gebeurd?’, wil een van de gijzelaars weten. ‘Hij is dood’, luidt het antwoord.

Een kogelgat in zijn bril
Als hij zeker weet dat de kapers weer naar binnen zijn gegaan en de treindeur hebben gesloten, durft De Groot zich weer te bewegen. Hij grijpt zijn bril en ziet dat er in zijn rechter brillenglas een gaatje zit van een 22 millimeterkogel. Hij moet over het lijk van machinist Braam stappen voor hij richting een boerderij kan rennen. De foto van de zijn vrijheid tegemoet rennende Rob de Groot siert een dag later de voorpagina van alle kranten.

De ontsnapte Rob de Groot staat op de voorpagina van alle kranten (Delpher)

De Groot, die het jaren later bij Bank Mees en Hope nog tot directeur zou schoppen, wilde later nog maar weinig op de kaping terugblikken. ‘Ik heb het verwerkt, het is over’, zegt hij in een interview met het Nieuwsblad van het Noorden in 1992. ‘Mijn vrienden zullen zeggen: moest je weer zo nodig over die trein praten? Voor mij is het voltooid verleden tijd.’

Toch blikt hij in de NRC in 2008 nog één keer uitgebreid terug op de kaping. ‘Mijn schoonvader [Luc Verver] dacht dat zijn dochter weduwe was geworden’, vertelt hij over het moment nadat hij was ontsnapt. ‘Begrijpelijk, want hij had schoten gehoord en me niet meer teruggezien. Totdat een van de kapers aan hem vertelde dat ik zwaargewond in het ziekenhuis lag. Mijn schoonvader is de Molukker om zijn nek gevlogen.’

Intens verdrietig en heel leeg
‘Na mij is een jonge soldaat meegenomen’, vervolgde De Groot. ‘Hij heeft geen schijn van kans gehad. Ze hebben hem vastgebonden, zijn achter hem gaan staan en hebben hem neergeschoten. Ik voelde me daar niet schuldig over. Wel intens verdrietig en heel leeg. Ik besefte: jij bent doodgeschoten omdat het bij mij niet gelukt is.’

Vanwaar de kaping bij Wijster?

Veel Zuid-Molukkers vochten eind jaren 40 van de vorige eeuw aan de kant van Nederland in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) tegen Indonesië. Toen deze ex-KNIL’ers in 1951 naar Nederland kwamen, en daar aanvankelijk vaak onder erbarmelijke omstandigheden in kampen moesten wonen, werd ze door de Nederlandse regering beloofd dat ze op de Molukken een eigen staat zouden kunnen stichten.

Nadat de Molukkers zich bijna 25 jaar hadden koest gehouden, was de nieuwe generatie het wachten beu. Toen duidelijk werd dat de Nederlandse staat de belofte van een Vrije Molukse Staat (RMS) niet kon nakomen, radicaliseerde een deel van de Molukse jeugd.

De treinkaping van 1975 was één van hun gewelddadige acties om hun eisen kracht bij te zetten.

 

Overigens slaagt twee dagen later ook conducteur Herman Brinker te ontsnappen uit de trein. Net als de achttien passagiers die (zonder bewaking) in het andere treinstel worden gegijzeld.

De doodgeschoten soldaat waar De Groot het over had is Leo Bulter, dienstplichtig militair uit het Twentse Lonneker. ‘Kom mee’, krijgt de 22-jarige te horen. Bulter, die vraagt of hij nog wat mag zeggen, heeft inderdaad geen kans.

Ik moest wachten op het bevel, maar dat bevel kwam niet – Ulfert Molenhuis

‘Kan ik even met jullie praten?’, vraagt hij nog. Dat kan niet. De soldaat wordt naar buiten geduwd en terwijl hij valt wordt er met een Uzi een salvo op hem af gevuurd. Liggend op de grond wordt er nog eens drie keer op hem geschoten. Het is dan 15.02 uur.

Bevel kwam niet
De in 2024 overleden Ulfert Molenhuis beschrijft in zijn in 2023 verschenen biografie ‘Mens en Medemens’ hoe hij als lid van de Koninklijke Marechaussee de mogelijkheid had om een van de scherprechters van Bulter uit te schakelen. ‘Maar ik moest wachten op het bevel en dat bevel kwam niet’, aldus Molenhuis.

Een paar dagen later moest de Groninger nog een vervelend klusje opknappen: het aanbrengen van magneetmicrofoons onder de trein, zodat alles wat er in de trein gebeurde kon worden afgeluisterd. Zijn commandant vroeg om een vrijwilliger, waarna Molenhuis er als de kippen bij was om zijn vinger op te steken.

‘Het was pikkedonker en ijskoud. Eenmaal onder de trein tijgerde ik op m’n rug verder. De scherpe stenen tussen de spoorbielzen prikten in m’n rug. Ik was me er zeer van bewust dat het slecht met me zou aflopen als ik ontdekt werd, en ik moest me uiterst langzaam bewegen om geen enkel geluid te maken’, schrijft Molenhuis.

Executie van Bulter heeft geen effect
Het doodschieten van Leo Bulter leidt bij de Nederlandse regering niet tot het inwilligen van de eisen. En dus volgt er op 4 december opnieuw een executie. Verschillende gijzelaars, die voorbije dagen om beurten hadden moeten dienen als levend schild, denken dat zij nu aan de beurt zijn. Karel Wielenga, Luc Verver en Ger Vaders denken stuk voor stuk dan hun laatste uur heeft geslagen. Schrik, verbazing en ongeloof vult de coupé als de kapers de keuze laten vallen op de 31-jarige econoom Bert Bierling uit Sappemeer.

Ook Bierling zelf kan het niet geloven. ‘Ik?!’, vraagt hij tot tweemaal toe. Zonder smeekbede staat hij op en laat zich naar de openstaande deur op het balkon leiden. Als hij op zijn knieën wordt gezet, doet hij zijn trouwring af. ‘Geef die aan mijn vrouw’, zegt hij. Even later krijgt hij de kogel. Hij is op slag dood.

De foto’s van de executie prijken een dag later op pagina 5 van de Telegraaf. Het is fotograaf Jan Stappenbeld geweest die het macabere drieluik heeft weten vast te leggen. Een jaar later, in 1976, zou hij er de World Press Photo mee winnen. Of hij blij was met die prijs, werd hem gevraagd.

Ik zou een wel erg slechte fotojournalist zijn geweest als ik hem niet had afgedrukt – Telegraaf-fotograaf Jan Stappenbeld

‘Blij? Nee, natuurlijk niet’, antwoordde Stappenbeld. ‘Ik vind het verschrikkelijk dat zulke vormen van geweld, zelfs in ons land, nog steeds voorkomen. Maar ik ben persfotograaf en ik ben besteld om nieuwsfoto’s af te leveren. Ik zou een wel erg slechte fotojournalist zijn geweest als ik op dat moment het knopje van m’n camera niet had ingedrukt.’

Ger Vaders legt in de trein nog de laatste hand aan zijn verslag. (Nationaal Archief)

Hoofdredacteur Nieuwsblad van het Noorden
Een opvallende gijzelaar in treinstel 378 is Ger Vaders (50). Vaders is in het dagelijkse leven hoofdredacteur van het Nieuwsblad van het Noorden (het tegenwoordige Dagblad), en zit als journalist nu dus bovendop het (wereld)nieuws.

In het boek ‘Niet hier maar op een andere plaats’, waarin onder andere de treinkaping bij Wijster nauwkeurig wordt beschreven, schrijft auteur Ralph Barker over Vaders: ‘De [gijzelings]actie gaf hem een unieke gelegenheid, de primeur van zijn leven, de droom van elke verslaggever: ‘Ik ben er bij geweest!’ De vraag was alleen hoe hij dat aan moest pakken: of hij heimelijk of openlijk aantekeningen moest maken. Hij besloot dat de openlijke aanpak de beste was.’

10.07 uur, net voorbij Beilen. Deur wordt met kracht opengeschoven. De lopen van een geweer en een stengun wijzen naar binnen. Er vallen schoten, hard en droog. Iemand slaat in een reflex naar de loop van een geweer – overmoed die niet gestraft wordt. — Het zijn de eerste aantekeningen van Vaders.

‘Regering speelde met levens’
Vaders maakte zich vooral over de executie van Bert Bierling erg boos. ‘De regering speelde met levens en verloor’, schrijft hij een dag na de afloop van de gijzeling in zijn krant. ‘De tactiek van de regering werkte averechts, zeker de eerste dagen. Dat voortdurende bedrog door de Nederlandse regering maakte de kapers razend. Het resultaat was de dood van het derde slachtoffer.’

Er is niets gebeurd waarvoor ik mij hoef te schamen – Gijzelaar (en hoofdredacteur Nieuwsblad van het Noorden) Ger Vaders

IJsbloemen en witte velden
Bijna vijftien jaar later schrijft Vaders met ‘IJsbloemen en witte velden’ een roman over de kaping. Nog weer vijftien jaar later wordt dat boek door zijn pleegdochter Nicolette Steggerda verwerkt tot filmscenario. ‘Het zijn eigenlijk dertien unieke dagen in mijn leven geweest’, had Vaders tegen zijn vrouw gezegd. ‘Er is niets gebeurd waarvoor ik mij hoef te schamen.’

Vaders – overleden in 2005 – heeft het zowel in zijn krantenartikelen als in zijn boek nauwelijks over het door de kapers gebruikte geweld, maar vooral over het ‘geweld van die blunderende en arrogante overheid’. Hoewel hij verschillende malen op de nominatie stond om te worden geëxecuteerd, toont hij clementie met zijn gijzelnemers.

Geen bloedvergieten meer
Na de executie van Bert Bierling wordt er in de gekaapte trein verder geen bloed meer vergoten. Het onderlinge respect tussen kapers en gijzelaars groeit met de dag. De kapers voelen zich bedonderd door de Nederlandse regering, maar voelen, zien en horen dat dat gevoel zich nu ook meester maakt van de gijzelaars. Een staaltje Stockholm-syndroom? Hoe dan ook: óók de gijzelaars voelen zich door hun overheid in de steek gelaten.

Overigens worden de leefomstandigheden er in de trein niet beter op. De ontlasting van gijzelaars en kapers hoopt zich op onder de trein, waardoor de stank hand over hand toeneemt. Levensbehoeften zoals tandpasta, dekens, zeep en maandverband arriveren pas twee dagen voor de bevrijding.

Gevangenisstraffen van 14 jaar
Er wordt gespeculeerd over een gewelddadige bevrijding, maar die blijft uit. Na tussenkomst van de Molukse onderhandelaars Manusama, Metiary en Soumokil, geven de kapers zich op 14 december 1975 ten slotte over aan hun landgenoten Metiary en Soumokil. Zij dragen de kapers vervolgens over aan de Nederlandse politie.

In 1976 worden de zeven kapers in Assen veroordeeld tot gevangenisstraffen van veertien jaar. Eén van hen, de volgens de overlevering fanatiekste Eli Hahury, pleegt twee jaar na zijn berechting op 10 juni 1978 zelfmoord in de gevangenis in Winschoten.

‘Ik wilde ze begrijpen’
Verschillende gijzelaars verdiepten zich in de jaren na de gijzeling in de Molukse zaak. Zoals Karel Wielenga, die al vrij snel na afloop van de kaping contact zocht met de ouders van de kapers en al een paar weken na de gijzeling in Bovensmilde kerst met hen vierde. Tot jaren geleden had Wielenga ook nog maandelijks contact met de Molukse regering in ballingschap.

‘Ik wilde de kapers begrijpen’, zei hij daar later over. ‘Of ik hun verwijten maak? Nee, ik heb begrip voor hun streven, alleen niet voor de manier waarop ze het deden. Daarom noem ik hen ook geen terroristen.’

In 1977 opnieuw een treinkaping (bij De Punt)

Anderhalf jaar na het einde van de treinkaping bij Wijster, was het opnieuw raak. Van 23 mei tot 11 juni 1977 kaapten negen Molukkers opnieuw een trein, nu bij De Punt, in het uiterste noorden van Drenthe. Tegelijkertijd begonnen vier Zuid-Molukkers met de gijzeling van de openbare lagere school in Bovensmilde. Daarbij werden 105 kinderen en vijf leerkrachten gegijzeld.

Aan zowel deze treinkaping als de schoolgijzeling werd in de vroege ochtend van zaterdag 11 juni met geweld een einde gemaakt. Daarbij kwamen zes treinkapers en twee treinpassagiers om het leven.

Dit verhaal verscheen eerder op RTV Noord.

Bronnen: FryslanDOK | Nederlands Dagblad | Niet hier, maar op een andere plaats | NRC | NvhN | NvhN | Mens en Medemens | Nationaal Archief | World Press Photo

Scroll naar boven