Ga naar hoofdinhoud
Est. JUNI 2015

Robben, the movie

Ik ben geen huiler. Niet dat ik me te allen tijde manmoedig groot probeer te houden, maar het zit er gewoon niet in, m’n tranen te pas en te onpas de vrije loop laten. Al schijnt het tegenwoordig juist weer erg mannelijk te zijn, je emoties durven tonen.

Niet dat ik niet geëmotioneerd kan raken. Maar dat heb ik dan gek genoeg weer om hele banale dingen. Films bijvoorbeeld. En dan vooral sportfilms.

Ja, ik weet het, dat is tamelijk gênant. Maar ik kan het niet helpen. Ik trap er met open ogen in, in die door scenarioschrijvers opgezette val. Als die atleet na twee uur geploeter dan eindelijk z’n debuut maakt of kampioenschap wint, zit ik met een dikke keel op de bank. Elke keer weer. En soms pink ik heimelijk nog een traantje weg ook.

Die Amerikanen zijn er natuurlijk meesters in, in het opkloppen van drama. Dat begint al op het veld, waarna ze er moeiteloos in slagen om dat te vertalen naar het witte doek. En of het nou om basketbal, honkbal, football of ijshockey gaat – ik ga iedere keer weer voor gaas.

Underdogs die hun droom ondanks alle twijfel, tegenwerking, afwijzing en tegenslag alsnog bereiken – wegdragen kunnen ze me. ‘Hoosiers’, over een basketbalteam uit een gat in Indiana dat tot grote hoogten stijgt. ‘Rudy’, over een te kleine en niet bijster getalenteerde football-speler die aan het eind ondanks alles mag debuteren bij Notre Dame. ‘The Rookie’, over een scheikundeleraar die op z’n 35ste toch nog een kans krijgt in de Major League. De dakloze Michael Oher, die het in ‘The Blind Side’ tegen alle logica in schopt tot de NFL. Stuk voor stuk waargebeurde verhalen ook nog. Hou het dan maar ‘ns droog.

Amerikaanse sportfilms die mij in een zachtgekookt ei doen veranderen zijn er legio. Maar (Europese) voetbalfilms? Ik ken er eigenlijk maar één. Fever Pitch. Maar die is dan ook gebaseerd op het boek van erkend voetbalauteur Nick Hornby. Een aanrader, als je ‘m nog nooit gezien hebt. Colin Firth die zijn Boring Arsenal na tientallen jaren van frustratie en wanhoop eindelijk eens kampioen ziet worden. In Amerika waren ze er zo van onder de indruk, dat ze prompt een honkballende versie met de Red Sox maakten.

Maar waarom kan ik er nou niet meer bedenken? Leent ons edele voetbalspel zich dan niet voor een feelgood movie met een zompig slot?
Ik bedoel, zelfs in onze eigen provincie zijn vast en zeker voldoende karakters van wie het (voetbal)leven een rolprentje waard is. Neem Jopie Gall, die de ene na de andere jeugdvriend ten onder zag gaan aan drugs, maar die zelf de dans ontsprong omdat-ie aardig tegen een balletje kon trappen. Voilà, wát een scenario. Ik zou er een bioscoopkaartje, inclusief etentje vooraf, voor over hebben.

Maar Joop moet nog even geduld hebben. Eerst is Arjen Robben aan de beurt. Met ‘t fietsje vanuit Bedum naar het Oosterpark, vervolgens alles gewonnen wat er te winnen valt, op die ene WK-finale na dan, en op z’n oude dag (all due respect) terug op het oude nest, om zijn cluppie een financiële boost te geven. Oscar-materiaal.

Sinds vorige maand weet ik het helemaal zeker, toen Robben in Sterren op het Doek vertelde over de eerste kus met zijn Bernadien in de Drie Gezusters. En dat z’n trainer Jan van Dijk daar alle begrip voor had. Het was het enige ingrediënt dat er nog aan de Robbenfilm ontbrak. Want hoe indrukwekkend de sportprestaties ook zijn – die Amerikanen fietsen er in hun sportfilms nog wel altijd even een klinkend liefdesdrama doorheen.

Robben, the movie. Ik haal de tissues vast in huis.

Deze column was eerder te lezen op RTV Noord.

 

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Reuze makkelijk, via bijvoorbeeld iDEAL. Bedankt alvast!

Mijn gekozen waardering € -
Scroll naar boven