Skip to content
Est. JUNI 2015

Geen tranen voor Pogo, the Killer Clown

De executie van John Wayne Gacy – op 10 mei precies 25 jaar geleden – verliep allerminst gladjes. Het slangetje dat de chemicaliën in de arm van Chicago’s meest gevreesde seriemoordenaar moest pompen raakte namelijk verstopt. Daardoor duurde de doodsstrijd van Pogo, the Killer Clown maar liefst achttien minuten. Inhumaan, meenden sommigen. De openbaar aanklager haalde er z’n schouders over op: de dood van Gacy was ’n peulenschil vergeleken bij dat van z’n 33 slachtoffers, vond hij.

In het boek 29 Below (1979), dat voor de lieve som van 160 dollar nog bij Amazon is te verkrijgen, beschrijft Jeffrey Rignall hoe hij als één van de weinigen een aanval van seriemoordenaar John Wayne Gacy overleefde. Op 22 maart 1978 is de dan 26-jarige Rignall – openlijk biseksueel – lopend op weg naar een gay bar in Rosemont Illinois, onder de rook van vliegveld O’Hare bij Chicago. Opeens komt er iemand in een zwarte Oldsmobile naast hem rijden. Het raampje gaat open.

“Waar ga je naar toe? Moet ik je brengen?”, vraagt de man vriendelijk.

Rignall twijfelt. Wie is deze snuiter? Wat moet ie van me?

“Kom, stap in”, houdt de man aan. “Roken we samen een jointje.”

Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven

Waarom ook niet, denkt Rignall, die wel toe is aan een verzetje. Hij hapt toe, stapt in, maar krijgt onmiddellijk een zakdoek met chloroform in z’n gezicht geduwd.

Onderweg naar het huis van Gacy lijkt Rignall een paar keer bij kennis te komen, maar telkens krijgt hij de doek opnieuw onder z’n neus geduwd. Dan raakt hij definitief buiten bewustzijn. Hij komt pas weer écht bij kennis als ze in het huis van Gacy in Norwood Township zijn aanbeland.

Rignall zit dan inmiddels vastgeklonken in Gacy’s ‘rack’, een martelwerktuig dat zich het best laat vergelijken met onze Middeleeuwse schandpaal: twee planken met drie gaten. Eén wat grotere voor de nek en twee kleinere voor de polsen. Voor hem in de donkere, stinkende kamer staat een vadsige, naakte man. Wijzend op een verzameling dildo’s, beschrijft deze tot in het detail wat hij met hem zal gaan doen. Daarna begint de brute verkrachting, die gepaard gaat met zweepslagen, brandende kaarsen en andere martelingen. In zijn boek beschrijft Rignall  de aanval als ‘beestachtig’. Saillant: volgens Rignall is er ten tijde van de verkrachting nog iemand anders (dan Gacy en hijzelf) in de kamer aanwezig.

Gelukkig voor Rignall verliest hij al weer snel het bewustzijn. Als hij weer bij kennis komt, bevindt hij zich – volledig aangekleed – midden op straat in Chicago’s Lincoln Park. Zo goed en zo kwaad als het gaat bereikt hij het huis van een vriendin, die hem naar het ziekenhuis brengt. Daar, in Northwestern Memorial Hospital, moet hij zes dagen blijven. De verwondingen die hij heeft opgelopen zijn hevig.

De politie weigert het verhaal van Jeff Rignall te geloven. Bestiale verkrachting en martelingen? Te onwaarschijnlijk, oordelen ze

Al in het ziekenhuis doet Rignall zijn verhaal aan de Chicago PD. Vertelt zo goed en zo kwaad en met horten en stoten over de ontvoering, de bedwelming, de bestiale verkrachting en de martelingen. Maar de politie weigert het onsamenhangende en gruwelijke verhaal te geloven. “Te onwaarschijnlijk”, oordelen de agenten. En dus wordt er geen grootscheepse zoektocht naar het monster op touw gezet.

Maar Rignall laat het er niet bij zitten, en is vast van plan z’n verkrachter te vinden. Dagen achtereen post hij daarom bij de op- en afritten van de Kennedy Expressway, waarvan hij zich herinnert dat ze er hebben gereden, in de hoop de zwarte Oldsmobile te zien waar hij op 22 maart was ingestapt. Na een maand heeft hij eindelijk beet. Hij noteert het kenteken PDM 42 en volgt de auto naar 8213 W. Cumberland Ave, het huis van John Wayne Gacy.

Met het kenteken én het adres van Gacy gaat Rignall eind april andermaal naar de politie. Gacy wordt nu wel gearresteerd (overigens pas in juli 1978), op verdenking van mishandeling: écht serieus neemt men de beschuldiging van Rignall kennelijk nog steeds niet.

Hoogst merkwaardig, omdat Gacy een half jaar eerder óók al was beschuldigd van een gewelddadige verkrachting. Op 30 december 1977 had hij namelijk de negentienjarige Robert Donnelly onder bedreiging van een pistool opgepikt bij een bushalte. Na een urenlange verkrachting en marteling, had Gacy ook deze jongen weer laten gaan. Donnelly toog naar de politie, waarna Gacy werd verhoord. Die zei dat hij en Donnelly weliswaar SM-seks hadden gehad, maar dat dit met wederzijds goedvinden was gebeurd. De politie geloofde hem…

John Wayne Gacy wordt op 17 maart 1942 geboren in Chicago, als zoon van een automonteur en een huisvrouw. Hij heeft één oudere en één jongere zus. Klassiek maar waar: zijn jeugd is een pittige. Vader is alcoholist, met alle fysieke mishandelingen die daarbij horen. Gacy jr. smeekt om positieve aandacht van zijn verwekker, maar krijgt die nooit. Gacy sr. noemt z’n zoon vaak een mislukkeling

John jr. raakt geïnteresseerd in politiek en wordt actief binnen de Democratische partij. Via zijn schoonvader komt hij midden jaren zestig in Waterloo, Iowa terecht. Daar bestiert hij een drietal KFC-restaurants. Het is ook in Waterloo dat hij voor het eerst wordt beschuldigd van verkrachting van jonge jongens. Hij wordt in 1968 zelfs veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. Achter de tralies ontpopt Gacy zich echter tot een modelgevangene. Sterker nog: hij maakt kennelijk zoveel indruk dat hij al na achttien maanden (voorwaardelijk) vrij komt, onder de voorwaarde dat hij terugkeert naar Chicago.

Ook daar laat hij zich, naar buitenuit, van zijn beste kant zien. “Het beangstigende aan Gacy”, vertelde zijn advocaat Sam Amirante later tegen de Chicago Sun-Times, “was dat hij niet eng overkwam. Integendeel zelfs. Hij kon iedereen zijn. Hij kon jou zijn. Een oom, een broer, een vader. Hij was echt iemand die goed lag in de gemeenschap. Hoe hij werd neergezet op tv en in films klopt niet. Hij was een jolige gast die er een beetje uitzag als de kerstman. En dát was juist het beangstigende.”

Van de film over Gacy’s evenknie Ted Bundy, die momenteel draait op Netflix, wordt gezegd dat ie de zaken verheerlijkt, dat Bundy erin wordt geromantiseerd, en te charmant wordt neergezet door Zac Efron. Kan. Maar Bundy wás een charmeur. Net als Gacy. Weliswaar zonder de looks van Bundy, maar ook Gacy kon vaak bijzonder charmant uit de hoek komen. Kinderlokkers zijn nu eenmaal niet altijd te herkennen aan een lange regenjas en ongekamd, vet haar. Was het maar waar.

John Wayne Gacy schopt het niet voor niks tot districtsleider van de Democratische partij. Iconisch is de foto die er van hem rondzweeft op het internet, waarop hij samen met first lady Rosalynn Carter staat. De prent is gemaakt op 6 mei 1978, ruim een half jaar voor zijn arrestatie.

Het tekent de positie van Gacy op dat moment. Want hij was graag gezien in de Norwood Park, waar hij soms feesten gaf voor de hele buurt. En anders verkleedde hij zich wel als Pogo the Clown, en trad hij op voor kinderen. Geen liefdadigheid was hem teveel. Wat u zegt, de perfecte façade voor een seriemoordenaar. Maar achteraf, ja, achteraf…  Achteraf is ’t mooi wonen.

Het is 11 december 1978. Decor: de Nisson apotheek op 1920 E. Touhy Avenue in Des Plaines. De vijftienjarige Robert Piest is er vakkenvuller. Hij vraagt die dag aan z’n baas Phil Torf om opslag. Die zegt dat hij daar niet aan kan gaan beginnen. “Misschien volgend jaar, jongen.”

“Wat betaal je die gasten eigenlijk?”, vraagt aannemer John Gacy, die toevallig ook aanwezig is. Gacy is er om met Torf de mogelijke renovatie van het pand te bespreken.

“Tweeëneenhalve dollar per uur”, antwoordt de drogist.

Gacy moet lachen. “Zoveel!?”, vraagt hij cynisch met een stemvolume die ook Piest kan horen. “Bij mij beginnen dat soort jongens met vijf dollar per uur.”

Als de (jarige) moeder van Robert Piest tegen sluitingstijdstijd later die dag verschijnt om haar zoon op te halen, zegt Piest tegen haar dat hij nog even naar buiten moet, om te praten met een man die hem een baan heeft aangeboden. “Ben zo terug!” De moeder blijft braaf op hem wachten, maar van Robert Piest wordt nooit meer iets vernomen.

Triest voor Priest, maar zijn verdwijning betekent wél het begin van het einde voor John Wayne Gacy, die na 32 moorden arrogant en slordig begint te worden. Al zijn vorige slachtoffers waren willekeurig en anoniem. “Weglopers, schandknapen en andersoortige uitvreters”, zoals Gacy ze omschreef. Maar nu pikte hij zo maar een werknemer op van een winkel waarvan de eigenaar hem kende. Niet slim. Toen moeder Piest zich in paniek tot Phil Torf wendde met de mededeling dat haar zoon niet was teruggekeerd nadat hij ‘met iemand was gaan praten over een baantje’, zei deze onmiddellijk: “Dat moet Gacy geweest zijn.”

In tegenstelling tot de labbekakkerige Chicago PD, bijt de politie van Des Plaines zich wél vast in de zaak Gacy

Gacy is sowieso door z’n geluk heen. Waar de Chicago PD in de gevallen van Donnelly en Rignall lui, labbekakkerig en weinig doortatstend reageerde, daar bijt Joe Kozenczak van de politie in Des Plaines zich wél vast in de zaak. Wellicht omdat hij zelf een vijftienjarige zoon heeft (Nota bene: voor de geïnteresseerden het bekijken waard: To Catch a Killer, een drie uur durende film over de verdwijning van Robert Piest (hij heet Chris Gant in de film) en de ondergang van John Wayne Gacy  – gespeeld door Brian Dennehy – staat in z’n geheel op YouTube).

Een dag na de verdwijning van Piest, doet Kozenczak verwoedde pogingen om met Gacy in contact te komen. Pas om elf uur ’s avonds belt de laatste terug. “Wil je me nog steeds spreken?”, vraagt Gacy.

“Absoluut”, antwoordt Kozencak. “Hoe lang heb je nodig om hier te komen?”

“Half uurtje”, zegt Gacy.

Kozenczak blijft tot één uur ’s ochtends wachten, maar Gacy komt niet opdagen. Uiteindelijk verschijnt hij om drie uur ’s nachts op het bureau, maar Kozenczak is dan al naar huis. Gacy beweert dat hij een ongeluk heeft gehad. “Geslipt en op een sneeuwbult gereden.” Dat is ten dele waar. De politie vindt later uit dat Gacy eerst het lijk van Piest van z’n vliering heeft gehaald, hem in de kofferbak van z’n auto heeft gelegd, en het vanaf een brug van de Interstate 55 in de Des Plaines River heeft gedumpt. Pas op terugweg raakte hij van de weg.

Nu er daadwerkelijk onderzoek wordt gedaan naar Gacy, vallen er her en der puzzelstukjes op hun plaats. Als de aangiftes van Donnolly en Rignall boven water komen, wordt er eindelijk een patroon duidelijk. Kozenczak besluit Gacy daarop dag en nacht te gaan schaduwen. Er komt 24/7 een politieauto voor z’n deur te staan. Waar Gacy gaat, gaat de politie van Des Plaines.

Kozenczak heeft al snel zoveel belastende informatie, dat hij een huiszoekingsbevel weet los te peuteren. Die huiszoeking levert nog geen doorbraak op, maar wél veel interessante info. Zo treft de politie in een laatje talloze persoonlijke zaken aan die niet van Gacy zijn. Rijbewijzen en sierraden, bijvoorbeeld. En een fotoreçuutje, die bewijst dat de aannemer op de avond van de verdwijning van Robert Piest nog is teruggekeerd naar de apotheek, en daar op de één of de andere manier contact heeft gehad met het joch.

En dan is er een ring die de politie heeft opgeduikeld in Gacy’s huis. Een ring met de initialen J.A.S. Onderzoek leert dat die ring toebehoorde aan John (Alan) Szyc, die net als Piest naar Maine West High School ging. Szyc had even gewerkt voor Gacy, en was in januari van 1977 spoorloos verdwenen. Nog saillanter: Michael Ross, het hulpje van Gacy, rijdt tegenwoordig in Szycs auto rond. Diezelfde Ross vertelt gedurende één van zijn verhoren bovendien dat hij ooit geulen had moeten graven in de kruipruimte onder Gacy’s huis.

De bewijslast, hoewel nog niet spijkerhard, stapelt zich op. Zo blijkt uit een verhoor met Gacy’s ex-vrouw Carole Hoff dat in 1975 ook de jonge John Butkovich, die werkzaamheden voor Gacy verrichtte, plotseling van de aardbodem was verdwenen. En eindelijk bereikt het nieuws van Gacy’s eerdere veroordeling in Iowa ook Chicagoland. Politiehonden ruiken bovendien de geur van Piest in de kofferbak van de in beslag genomen Oldsmobile van Gacy.

John Wayne Gacy voelt dat het net zich sluit. Hij dreigt aanvankelijk nog met een lawsuit tegen de politie van Des Plaines, vanwege stalking, maar draait tenslotte helemaal door. Op 20 december wordt het hem echt teveel. Hij rijdt naar z’n advocaat Sam Amirante en bekent. Zegt: “Ik ben de rechter, jury en beul geweest van vele mensen.”

Amirante vertelde later urenlang ademloos naar de bekentenis van Gacy te hebben geluisterd. Hij kon z’n oren nauwelijks geloven. Hij zou zo’n dertig jonge jongens hebben verkracht en vermoord.

Toen de Killer Clown een dag later werd gearresteerd, en z’n huis nogmaals werd onderzocht, werd snel duidelijk dat Gacy tegenover Amirante niet had gebluft. In de kruipruimte werd het ene na het andere lijk aangetroffen. Uiteindelijk stopte de teller pas bij 27 dode lichamen die uit de kruipruimte werden getrokken. John Butkovich lag onder de garage begraven, Darrell Samson lag onder de eetkamer.

“Vijf anderen heb ik in de Des Plaines River gegooid”, bekende Gacy. Daarvan werden er vier gevonden. Eén van hen was Robert Piest.

Waarom die ook niet in de kruipruimte waren begraven? “Die was vol”, zei een pragmatische Gacy. Het was ook meteen de verklaring waarom Gacy Donnelly en Rignall begin 1978 had vrijgelaten. Z’n kruipruimte was vol, en het idee dat hij de lijken ook zou kunnen dumpen in de Des Plaines River was nog niet bij hem opgekomen.

Op 6 februari 1980 wordt John Wayne Gacy aangeklaagd voor 33 moorden. De rechter bepaalt dat de aanwezigen minimaal zestien jaar oud moeten zijn, omdat alle gruwelijkheden langskomen. Tot in detail wordt verteld hoe Gacy van 1976 tot en met 1978 zijn slachtoffers martelde, verkrachtte, en vermoordde. Hoe en waar hij ze oppikte, en hoe hij ze overmeesterde. Soms met chloroform, dan met een touwtrucje, dan weer met z’n beruchte handboeientruc: hij deed de boeien dan eerst bij zichzelf om, waarna hij zich op miraculeuze wijze (met behulp van een sleuteltje) wist te bevrijden. Vervolgens kreeg het nietsvermoedende slachtoffer ze om. Kip, ik heb je.

Tijdens de rechtzaak blijkt dat de buren vonden dat Gacy na z’n scheiding in 1976 wel wat apart gedrag ging vertonen. Hij kwam op rare tijden thuis, of vertrok juist in het holst van de nacht. Eén buurvrouw beweert dat ze, net als haar zoon, soms ’s nachts gesmoorde kreten en gehuil had gehoord. Maar waar ’t lawaai precies vandaan kwam konden ze niet plaatsen. En ’t was kennelijk ook weer niet zó erg dat actie was vereist.

Gacy’s advocaat probeert het nog wel op krankzinnigheid te gooien, maar daar trapt niemand in. En een dikke maand nadat het proces is begonnen, op 12 maart, heeft de twaalfkoppige jury niet meer dan twee uur nodig om hem schuldig te verklaren. Het vonnis: de doodstraf.

Eindelijk. Het monster spreekt. Van 11 tot en met 15 mei 1992 (bijna veertien jaar na z’n arrestatie en twee jaar voor z’n executie) zendt CBS Chicago het interview in vijf delen (1, 2, 3, 4, 5) uit dat Walter Jacobson met hem heeft. Had Gacy eerder tegenover de politie al z’n moorden in geuren en kleuren bekend; tegenover Jacobson claimt hij onschuldig te zijn. Een onbegrepen slachtoffer van de omstandigheden, dat is hij.

“Zoals ze me afschilderen als dat monster die altaarknaapjes oppikte van de straat en ze doodmepte alsof het vliegen waren – dat is belachelijk”, spreekt Gacy vanaf death row. En: “Ik ben altijd een liefhebbende vader geweest. Heb altijd goed voor m’n kinderen gezorgd, zelfs nu nog. Streng? Nee, helemaal niet. Veel van wat m’n vader deed, weiger ik te doen. Ik geloof niet in het slaan van kinderen. In verwennen trouwens evenmin.”

Gacy beweert plotseling onschuldig te zijn. ‘Of nou ja, onschuldig… Noem me medeplichtig. Medeplichtig aan twee moorden

Onschuldig is ie dus, beweert hij in 1992 tegenover Jacobson. “Nou ja, onschuldig… Medeplichtig. Als je me wilt beschuldigen, beschuldig me van medeplichtigheid aan twee moorden.”

“Twee maar?”, wil een cynische Jacobson weten.

“Ja. Robert Piest bijvoorbeeld. Heb ik niet vermoord. Is ook door iemand anders naar m’n huis gebracht. Hoe hij is vermoord? Gewurgd, denk ik. Was ik niet bij. Wel bij het wegmaken van het lijk. Daar heb ik aan meegeholpen. Hem hebben we in de Des Plaines River gedumpt.”

Komt er dan niks uit het tweeëneenhalf uur durende interview dat de moeite waard is? Oh, jawel. Zo demonstreert Gacy op de arm van Jacobson het touwtrucje dat hij volgens zijn eerder bekentenissen zou hebben gebruikt om zijn slachtoffers te wurgen. En hij verhaalt over zijn (andere) grote hobby: clowns.

Clowning was een manier om te ontspannen”, vertelt hij. “Het deed me even weer terugkeren naar m’n kindertijd, en door het clownsmasker kon je ongegeneerd gek doen. Ik speelde clown voor een ijscobedrijf in Chicago, en op liefdadigheidsbijeenkomsten van de Democratische partij. Vonden de mensen leuk.”

Gacy vertelt bovendien over een andere hobby die hij op death row heeft opgepakt: schilderen. Wat hij dan zoal schilderde? Clowns, natuurlijk.”

Een rustige oude dag dus voor Gacy, wachtend op z’n vonnis? Nou, niet helemaal. Zo ergert hij zich dood aan de ouders van z’n slachtoffers.

“Die ene moeder bijvoorbeeld, die steeds op tv verschijnt, en roept dat ik 33 injecties zou moeten krijgen, één voor ieder slachtoffer. Zit ze weer bij Geraldo, bij Maury of weet ik ‘t. Neem zelfs ‘ns 33 valiums, zou ik willen zeggen.”

Na talloze beroepen en appeals, vertragingen en uitstel is het op 10 mei 1994 na dik vijftien jaar dan eindelijk zover: John Wayne Gacy wordt in Crest Hill, IL geëxecuteerd. Als laatste maaltijd kiest hij een emmertje gefrituurde kip van KFC, gefrituurde garnalen, frietjes, verse aardbeien en een Diet Coke. Dat mag hij, samen met z’n familie, verorberen op een besloten picknick op het gevangenisterrein.

Wroeging? Nee, dat heeft Gacy niet, getuige zijn laatste verklaring tegenover zijn advocaat: zijn executie brengt de slachtoffers immers niet terug, zegt hij, en om die reden vindt hij dan ook dat de staat Illinois hem ‘vermoordt’. Z’n letterlijke laatste woorden zijn, voordat hij de injectie met chemicaliën krijgt: “Kiss my ass.” Kus m’n kont.

Overigens verloopt de executie allerminst gladjes, dankzij de onervarenheid van de dienstdoende officials. Het slangetje dat het gif in Gacy’s arm moet pompen raakt namelijk verstopt. Het gordijn tussen de spartelende Gacy en de toeschouwers wordt zelfs even gesloten. Als het buisje is ontstopt, wordt de executie hervat. Uiteindelijk duurt de procedure maar liefst achttien minuten. Inhumaan, vinden sommigen, maar openbaar aanklager William Kunkle wuift die kritiek weg. “Gacy is er makkelijker vanaf gekomen dan elk van z’n slachtoffers”, zegt hij laconiek.

Naast de Stateville Correctional Center, waar de executie plaastvindt, hebben zich zo’n duizend mensen verzameld. Velen dragen een No Tears for The Clown t-shirt. Als om 58 minuten na middernacht het overlijden van Gacy bekend wordt gemaakt, stijgt er een luid gejuich op, dat binnen is te horen. “Verschrikkelijk”, zegt Gacy’s zus daarover. “Eén van de ergste dingen die ik in mijn leven heb meegemaakt.”

Vrijwel onmiddellijk na het overlijden wordt de schedel van de seriemoordenaar gelicht, in de hoop iets in zijn hersenen aan te treffen dat zou kunnen duiden op de reden van zijn vreselijke daden. Er wordt echter niets abnormaals gevonden.

Epiloog: de wetenschap staat niet stil. Daardoor werden er in de afgelopen jaren nog steeds vermissingen c.q. moorden toegeschreven aan John Wayne Gacy. Zo kon in 2011 William Bundy – 19 jaar oud toen hij in oktober 1976 verdween – worden geïndentificeerd als slachtoffer van Gacy. De tandarts van Bundy was in 1979 juist met pensioen gegaan, en zei z’n complete archief te hebben vernietigd, waardoor identificatie lange tijd niet mogelijk was. Nadat Bundy’s broer en zus DNA afstonden, kwam het in 2011 alsnog tot een match.

Jimmy Haakenson uit Minneapolis verging het net zo. Hij was in 1976 vanuit Minnesota naar Chicago gereisd. Na een telefoontje naar huis (“Ik ben in Chicago!”) werd nooit meer iets van hem vernomen. En omdat ook zijn familie geen gebitsgegevens van de kleine Jimmy kon overleggen, verkeerden ze decennialang in onzekerheid. Tot 2017, toen ook hier het DNA van Haakensons naasten uitkomst bood.

Nadat het gehele kavel aan 8213 W. Summerdale Ave was afgegraven, werd besloten het horrorhuis nog datzelfde jaar (1979) in z’n geheel af te breken. Daarna bleef het perceel tien jaar leeg en onbebouwd, afgezien dan van het onkruid dat er welig tierde. Tot 1988, toen werd besloten er een moderne ranch neer te zetten.

Kun je je voorstellen hoeveel geesten hier wel niet rondwaren, zegt een buurman over 8215 W. Summerdale Avenue

De buurt reageerde verdeeld. “Prima”, vond één buurman in de Chicago Tribune. “Het wordt tijd dat het weer een normale buurt wordt. Ik heb het wel gehad met al die dagjesmensen. Er komen complete bus tours door de straat.”

“Ach”, reageerde een ander, “dit is wellicht beter dan een prairie vol met onkruid. Al had ik liever een monument voor die omgekomen kinderen gezien.”

En een derde: “Ze lijken wel gek. Kun je je voorstellen hoeveel geesten daar wel niet moeten rondwaren?”

Zo’n reactie kun je overdreven vinden, maar ik zou er ook niet aan moeten denken om te wonen op een plaats waar 33 jonge(ns) mannen op geweldige wijze de dood vonden. De gedachte alleen al doet m’n nekhaar rijzen. En toeval of niet: wie dezer dagen zoekt op Google Maps (op 8215 W. Summerdale in Chicago – ze hebben het adres een tikje veranderd) ziet een foto – gemaakt in oktober 2018 van het huidige huis. Ergo: gehuld in Halloween-versierselen, dus mét tal van spoken en geesten die aan de muren hangen.

Spooky! •

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Reuze makkelijk, via bijvoorbeeld iDEAL. Bedankt alvast!

Mijn gekozen waardering € -
Back To Top