Menigeen stond zondagmiddag even met z’n ogen te knipperen. In de opstelling van FC Groningen…
Dag pap, dag Anja, dag Jan
Ik heb dit jaar een boekje geschreven. Dat had, naast m’n vaste aanstelling, eigenlijk mijn hoogtepunt van 2024 moeten worden. Dat werd het ook wel, maar het werd behoorlijk overschaduwd door een drietal sterfgevallen.
Het was óók de mensen buiten RTV Noord al veel langer opgevallen. ‘Ze moeten jullie wel hebben’, werd er vaak gezegd, doelend op collega’s die ruw van de werkvloer en uit het leven werden gerukt. Geen ex-collega’s die jarenlang van hun welverdiende pensioen mochten genieten, maar collega’s die nog vol in het leven stonden. Rens van Stralen, Joop Tap, Ismaël Lotz, Dimitri Reining – en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Ook dit jaar moesten we in april en augustus weer afscheid nemen van twee collega’s. Anja en Jan waren nog maar 53 en 65 jaar jong.
Anja Otto werd geboren in Bellingwolde, waar ik drie jaar geleden kwam te wonen. Ze vertrouwde me toe dat Hoofdweg 256, een prachtig karakteristiek pand, met de kozijnen in opvallend groen en okergeel geverfd, altijd haar absolute droomhuis was geweest. Het huis was net in de verkoop gekomen, maar het prijskaartje lag behoorlijk boven haar budget. ‘Maar als ik daar ooit nog eens zou kunnen komen te wonen…’, droomde ze.
Elke keer als ik over onze Hoofdweg rij, en dat komt nogal eens voor, moet ik ter hoogte van nummer 256 daarom nog even aan Anja denken.
In het land van voetbal en schaatsen, waren Jan Been en ik twee witte raven die ons hart hadden verloren aan American football. Ik heb mijn hart tegen wil en dank verpand aan de Chicago Bears, Jan was tot over zijn oren op de Seattle Seahawks. Jan kon uren gepassioneerd verhalen over de voorbije wedstrijd, de draft, de aanstaande Super Bowl of de trip die hij met beide zoons naar München had gemaakt om zíjn Hawks live aan het werk te zien.
Elke keer als de naam Seahawks valt, en dat komt tijdens football season nogal eens voor, moet ik daarom nog even aan Jan denken.
Alsof twee keer dag zeggen nog niet genoeg was, moest de voor mij persoonlijk grootste klap nog komen. Eind november overleed mijn vader en was ik ineens kind-af. Zijn overlijden kwam niet geheel onverwacht, maar aan de andere kant toch ook weer wel, want zo gaat dat nou eenmaal als een dierbare sterft.
Niet alleen omdat het nog vers is, moet ik nog vaak even aan mijn vader denken, en dat op de meest banale momenten: tijdens het veters strikken, op het moment dat ik in de auto van z’n twee naar z’n drie schakel, of als ik m’n keel, net zoals hij placht te doen als hij nerveus werd, veelvuldig begin te schrapen. En: vooral ook tijdens het kijken naar voetbal, als ik op tv een keeper zie die niet anticipeert op een hoge of diepe bal, maar op de doellijn blijft plakken. ‘En dat op dit niveau…’, hoor ik hem dan nog altijd minzaam hoofdschuddend zeggen.
Ook mijn nuchterheid heb ik van hem. Zo vond hij, hoewel een bewonderaar van generatiegenoot Johan Neeskens, de vele aandacht voor diens overlijden afgelopen oktober maar overdreven. ‘Iedereen gaat toch een keer dood?’ Zo had hij deze column ook vast en zeker overdreven en verspilde moeite gevonden.
Dag pap, dag Anja, dag Jan.
Deze column stond eerder op RTV Noord.