Niets menselijks is (sport)journalisten vreemd. We horen objectief te zijn, maar natuurlijk hebben ook wij…
Andries en Totò
En, wat vonden we vandaag van het optreden van Andries Noppert tegen FC Groningen? Niet gezien? Dat kan kloppen. De keeper uit Marum heeft tegenwoordig een basisplaats op de bank van sc Heerenveen.
De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Vier jaar geleden had nog niemand van Noppert gehoord, want hij keepte z’n potjes, áls-ie al werd opgesteld, in de anonimiteit bij NAC, Go Ahead, Dordrecht en Foggia. Maar in 2022 werd hij door bondscoach Louis van Gaal plotseling en vanuit het niets op het allerhoogste niveau ter wereld getakeld.
Ineens was hij, op het WK in Qatar, de vaste keeper van Oranje. De Toren van Joure werd zijn bijnaam en in de kwartfinale stond hij plots oog in oog met niemand minder dan Lionel Messi. Het was een jongensboek waarbij Pietje Bell, Dik Trom en de Klinkhamertjes verbleekten. Als Hotze de Roos met dit verhaal bij uitgeverij Kluitman was komen aanzetten, zou zijn manuscript beleefd doch dringend zijn afgewezen. Het moet allemaal wel een beetje geloofwaardig blijven, natuurlijk.
Duizenden jongetjes zouden op het moment van die Oranje-selectie ook allang wakker zijn geworden, maar de sympathieke Andries Noppert droomde nog even vrolijk verder. Sterker: als de Marumer nog één of twee strafschoppen had gestopt, dan waren wellicht hij en Wout Weghorst en niet Messi en Emiliano Martinez de helden van het WK’22 geworden. Wat u zegt: het kan raar lopen.
De ster van Noppert doofde echter weer even snel als-ie was gerezen. Eendagsvliegen, heten ze in de muziek. In het Abe Lenstra-stadion is hij alweer bijna een jaar bankzitter. Ook al krijgt zijn directe concurrent er negen om de oren, Noppert blijft zitten waar-ie zit. In het hoekje van de dugout. Ook zondag zag Il Grattaciele vanaf de zijkant hoe de nummer 15 van de eredivisie de FC alle hoeken van het veld liet zien. Het kan verkeren, wist Bredero al.
Dik dertig jaar eerder was er op het WK in Italië ook al zo’n geval. Zijn naam: Salvatore Schillaci, Totò voor intimi. De jongensboeken van Noppert en Totò zijn vergelijkbaar. Bijna te mooi om waar te zijn en – helaas – zonder happy end.
Schillaci had nog maar één seizoen Serie A achter de rug en kon, toen hij door bondscoach Azeglio Vicini werd opgeroepen voor het WK in eigen land, slechts bogen op één schamel oefeninterlandje voor de Azzurri.
Schillaci was bovendien in alles een underdog: amper drie turven hoog (1.73 meter), met de uitstraling van een kruidenier uit Purmerend. Hij was daarbij ook nog ‘ns afkomstig van Sicilië, het Oost-Groningen van Italië. Het arrogante noorden van de laars beschouwt alles en iedereen ten zuiden van Rome zo stom als het achtereind van een varken. Terroni zijn het. Boeren. Voor Schillaci, hoewel spits van Juventus, werd op deze ongeschreven regel geen uitzondering gemaakt.
Toch werd uitgerekend Schillaci de held van Italia’90 en niet Paul Gascoigne, Lothar Matthäus of Roger Milla, ondanks z’n koddige Lambada-dansjes bij de hoekvlag. Totò mocht invallen tegen Oostenrijk en sloeg prompt aan het scoren. Zes keer was hij succesvol, in zeven wedstrijden. Het leverde hem de titel beste Speler van het Toernooi op, waarmee hij zelfs Weltmeister Matthäus achter zich liet. Niet slecht voor een boer.
Een paar weken lang was Totò in de zomer van 1990 de held van Italië, tot hij weer in de vergetelheid raakte en in de relatieve anonimiteit belandde. En tot hij vorige week op 59-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van darmkanker. Toen sierde de foto van een scorende en juichende Salvatore Schillaci weer voor één dag alle Italiaanse voorpagina’s.
Dat hij mag rusten in vrede.
Deze column stond eerder op RTV Noord.